Hoe rendabel is maïs?
Zit de energie nu in de kolf... of niet? Een biogasinstallatie wordt weleens vergeleken met een betonnen koe, maar dat is het niet helemaal. De verblijftijd van de maïs in een biogasinstallatie is bijvoorbeeld vele malen langer dan in het maag-darm kanaal van een koe. De selectie van voedermaïs is erop gericht in de korte verblijftijd van de maïs in de koe zoveel mogelijk energie ter beschikking te stellen aan de koe. Het kolfaandeel en het zetmeelgehalte zijn in dit verhaal zeer belangrijk. Of het kolfaandeel ook zo belangrijk is bij het vergisten van de maïs, is op vandaag nog steeds een bron van veel discussie.
Wat we weten uit onderzoek
Kolven leveren gemiddeld rond 400 m³CH4/ton organische droge stof op, terwijl de restplant rond 320 m³CH4/ton organische droge stof produceert. Het kolfaandeel in de totale plan varieert in de praktijk tussen 40 % (biomassatypes) en 60 % (korrelmaïstypes).
Combineren we deze beide gegevens, dan zien we dat bij kolfrijke types een potentiële meeropbrengst aan methaan per ton droge stof van een 4-tal procent kan gehaald worden in vergelijking met biomassatypes. Toch is de correlatie tussen kolfaandeel en biogasopbrengst in de praktijk zwak omdat heel wat andere factoren ook een rol spelen. De kwaliteit van de restplant bijvoorbeeld. Rassen waarvan de restplanten tijdens de afrijping langer groen blijven, en dus beter vergistbaar zijn, halen hier een voordeel.
Het besluit is dat je met de rassenkeuze de biogasopbrengst per ton droge stof niet zo veel kan beïnvloeden. De kunst is vooral om zoveel mogelijk biomassa aan een optimaal drogestofgehalte te oogsten. In dit opzicht is een doordachte rassenkeuze wel zeer belangrijk.