Welke regelgeving is van tel?
Met betrekking tot de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen zoals stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), en fijn stof, wordt het verbranden van biomassa-producten geclassificeerd onder afdeling 5.43 van VLAREM II, genaamd 'Stookinstallaties', in plaats van afdeling 5.2.3, getiteld 'Verbrandingsinrichtingen voor afvalstoffen'. Hierdoor gelden minder strenge eisen voor zowel de vergunningsvoorwaarden als de emissiegrenswaarden en de verplichtingen met betrekking tot metingen.
Wat betreft de aanvraag voor een milieuvergunning, wordt de volgende onderverdeling gemaakt op basis van het vermogen:
Vermogen | Type vergunning |
---|---|
< 300 kW | niet ingedeeld, vrij van vergunning |
0,3 MW - 0,5 MW | klasse 3 en melding bij gemeente |
0,5 MW - 5 MW | klasse 2 aanvraag bij gemeente |
> 5 MW | klasse 1 aanvraag bij provincie |
Het onderscheid tussen biomassaproducten en afval wordt gemaakt door OVAM en staat beschreven in de biomassainventaris. Onderstaande producten worden daarbij steeds als biomassa beschouwd en niet als afval. Die mogen dus gebruikt worden voor energieopwekking zonder het principe van de Ladder van Lansink te volgen: houtpellets, hout van exploitatie van productiebossen, hout van beheer van bossen (al dan niet met een goedgekeurd beheerplan), opruiming van bomen na storm, hout afkomstig van eigen bomen of houtkanten die gekweekt worden met als doel houtoogst of landschapsbeheer met als doel houtoogst, hout afkomstig van korteomloophoutteelt.
Installaties met een vermogen < 0,3 MW zijn niet ingedeeld in Vlarem. Bijgevolg zijn voor deze installatie geen emissiegrenswaarden opgesteld en zijn er ook geen meetverplichtingen.
Voor recent vergunde (vanaf 2005) of nieuwe (vanaf 1/01/2014) installaties, ingedeeld onder artikel 5.43 ’Stookinstallaties’, gelden onderstaande emissiegrenswaarden:
Voor eerder vergunde exploitaties of installaties met grotere vermogens zijn de emissiegrenswaarden terug te vinden onder artikel 5.43.2.4. van Vlarem II.
De volgende meetfrequentie moet worden nageleefd bij installaties gevoed met biomassa:
Type installatie | Vermogen | Meetfrequentie |
---|---|---|
Installaties met ≥ 500 bedrijfsuren/jaar | 0,3 - 1 MW | 1x/jaar |
1 - 5 MW | 1x/6 maand | |
Installaties met < 500 bedrijfsuren/jaar | 0,3 - 5 MW | 1x/5 jaar |